Hij zou weg zijn. Hij had afscheid genomen. Hij had zijn laatste pijlen gegooid. Het publiek had gehuild, hijzelf nog harder. De tranen waren opgedroogd, de hoofdstukken gesloten. Maar sommige legendes weiger je dood te verklaren. En sommige legendes weigeren zélf dood te gaan. Raymond van Barneveld is terug. Alwéér.
Als allerlaatste speler, op het allerlaatste moment, greep hij zijn ticket voor de World Grand Prix. Geen royale kwalificatie, geen imposant machtsvertoon — nee, Barney wrong zich erlangs alsof hij via de achterdeur van de dartshemel naar binnen glipte. Maar dat maakt het juist zo groots. Want telkens wanneer iedereen roept dat het écht klaar is, dat de oude meester eindelijk zijn koffer moet pakken, staat hij daar weer. Met die kenmerkende blik, die mix van twijfel en genialiteit.
Barney is geen speler meer. Hij is een feniks die zich steeds opnieuw uit de as hijst. Elke comeback wordt begeleid door scepsis, door mensen die zeggen: “Hij haalt het niet meer, hij is te oud, te broos.” En elke keer weer laat hij zien dat ervaring, pure klasse en koppige Haagse trots sterker zijn dan welk wonderkind dan ook.
En ja, misschien komt hij straks in de eerste ronde van de World Grand Prix tegenover een 18-jarige die 110 gemiddeld gooit. Misschien zal hij struikelen, misschien zal hij sneuvelen. Maar het doet er niet meer toe. Het feit dat hij zich weer geplaatst heeft, op de allerlaatste ademtocht, is al een overwinning op zich. Een statement: ik hoor hier nog steeds.
Raymond van Barneveld is het bewijs dat grootheid niet alleen draait om titels, gemiddelden en bekers. Grootheid zit in het weigeren om onzichtbaar te worden. In het steeds weer terugkeren, tegen alle logica in. In het laten zien dat een icoon niet verdwijnt omdat de kalender een jaartje verder is gegaan.
De dartswereld draait door, maar Barney draait mee. Nog steeds. En zolang hij dat doet, kijken we. Want als de feniks opstijgt, wil je er altijd bij zijn.